Psalm 27

Psa 27:1 Een psalm van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn?

Hier word over drie dingen gesproken wat God voor David is.

-Licht.  
   In contrast tot donker. Vergelijk Joh: 1:5-9

-Heil.  
   Heil staat voor zaligheid. Dus God is de heiligheid van David geworden. Dit woord betekent vrijheid, veilig zijn ect. Het staat voor dat God de Redder is van David. Dat God gered heeft van zonden. 

-Levenskracht.  
   God is degene die hem kracht geeft in het leven. Zie ook Psalm 46 en 125

Dit principe van kracht vinden we door de hele Bijbel heen. Dat Hij onze kracht is.

Het woord "Heer" dat in dit vers word gebmikt is het woord "Jehovah" en betekent "degene die het leven heeft in Zichzelf'.

David wist dit en kon dan ook zeggen: "Voor wie zou ik vervaard zijn"? Vervaard is een oud woord dat betekent "om niet bang te zijn". In deze eerste drie verzen zien we een man van God die zijn leven heeft gebouwd op de rots. Vergelijk ook Matt. 7: 24-29.

Psa 27:2  Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen. 

Psa 27:3  Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop.

Hier lezen we over David die in zijn leven veel heeft moeten doorstaan. Hij is Koning geweest van Israël, in die positie heeft hij veel moeten vechten tegen naburige landen maar vooral tegen de oude Koning Saul.

En David kon zeggen met zijn hart:

-Mijn hart zou niet vrezen.

-Zo vertrouw ik hierop. (Een referentie naar vers 1)

Vergelijk ook Psalm 31, 46, 125 , Rom 8:28-39.

David kon zeggen dat in zijn hele leven hij niet bang was, Hij had gebouwd op de rots die ten leven leid. Hij had gebouwd op de rots die door God was gelegd. Vergelijk Psalm 18:2.

Psa 27:4   Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.

Dit was de gedachte van David, dit is wat zijn harts begeerte was, om in Gods huis te zijn. Als we de eerste 6 verzen lezen en zien we ook gelijk waarom.

-God was zijn licht, heil en levenskracht. (1)

-Zelfs als tegenpartijen tegen hem opstonden hij zou niet vrezen. (2) 

-Hij versteekt mij in Zijn hut. (5)

-Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent. (5)

-Hij verhoogt mij op een rotssteen.(5)

-En ook nu zou zijn hoofd verhoogd worden. (6)

Vergelijk ook Psalm 16:11 en Psalm 23:6.

Psa 27:5  Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen.

Het komen in Zijn huis staat synomiem voor het aanbidden van Hem.

Vergelijk Psalm 5: 7. Aanbidding is voor God altijd belangrijk. Hij wil erkent worden voor wie Hij is. Vergelijk ook Joh. 4: 24.

Psa 27:6   Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn vijanden, die rondom mij zijn, en ik zal in Zijn tent offeranden des geklanks offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den HEERE.

Hij zou opgericht worden. En hij zou zingen de Heer. Maar tegelijkertijd was hij ook in gevaar en bid hij tot de Heer.

Psa 27:7  Hoor, HEERE! mijn stem, als ik roep; en wees mij genadig, en antwoord mij.

Psa 27:8   Mijn hart zegt tot U: Gij zegt: Zoek Mijn aangezicht; ik zoek Uw aangezicht, 0 HEERE!

Psa 27:9  Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, 0 God mijns heils!

Psa 27:10  Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen.

In zijn nood blijft hij roepen tot God.

Psa 27:11 HEERE! leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil.

Dit was het gebed van David, dat hij de weg des Heeren mocht leren kennen. Vergelijk Psalm 19:8-15, 119: 1-8

De diepe begeerte van David was om Zijn God te eren in zijn leven.

Verspieders zijn vijanden.

Psa 27:12  Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast.

David wist dat hij niet overgegeven zou worden maar toch bid hij hier ook voor. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel. Vergelijk Jac. 5:16-18.

Psa 27:13  Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede des HEEREN zou zien in het land der levenden, ik ware vergaan.

Psa 27:14  Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE.

Deze laatste twee verzen laten de gedachte van David zien. Alleen de Heer kan ons leven geven, waar zouden we zijn zonder Hem. Hij kan en wil alles geven.

Ja, we kunnen alles winnen in dit leven maar zonder Hem zijn we niets. Matteus 26:24-26.

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX

 

Naar boven